Traagheidsmoment en weerstandsmoment

In de werktuigbouwkunde en staalbouw zijn de oppervlaktetechnische eigenschappen van een doorsnede van groot belang bij het ontwerpen van onderdelen die buigmomenten ondergaan. De belangrijkste begrippen hierbij zijn het traagheidsmoment en weerstandsmoment.  En ook de uiterste vezelafstand (z). In dit artikel leggen we uit wat deze begrippen inhouden, hoe ze zich tot elkaar verhouden en hoe ze de sterkte van een doorsnede beïnvloeden.

Traagheidsmoment en weerstandsmoment

Het traagheidsmoment (I) is een maat voor hoe de massa van de doorsnede verdeeld is ten opzichte van de neutrale as. Het bepaalt hoe goed een profiel zich verzet tegen doorbuiging. Het weerstandsmoment (W) wordt gebruikt om de maximale buigspanning in een profiel te bepalen en is gedefinieerd als:

W = I / z

waarbij z de afstand is van de neutrale as tot de uiterste vezel van de doorsnede.

De invloed van de uiterste vezelafstand

Op het eerste gezicht lijkt het logisch dat een grotere afstand tot de neutrale as (dus een grotere z) leidt tot een sterker profiel. Dat klopt ook – maar alleen als het traagheidsmoment I ook toeneemt. De spanning in een vezel op afstand z wordt namelijk berekend met:

σ = M · z / I

Als je I constant houdt en z groter maakt, wordt de spanning dus juist groter. Dit lijkt in tegenspraak met de praktijk, waar hogere balken sterker zijn. Dat komt omdat in de praktijk bij grotere z meestal ook I veel groter wordt, wat resulteert in een groter weerstandsmoment W en dus lagere spanningen.

Traagheidsmoment en weerstandsmoment

Vergelijking tussen twee balken

Laten we dit inzicht versterken met een concreet voorbeeld. Hieronder zie je een vergelijking tussen twee rechthoekige balken met gelijke breedte maar verschillende hoogtes. We bekijken hoe I, z, W en de resulterende

 

 

Verwarring in de praktijk over traagheidsmoment en weerstandsmoment

Hoewel deze begrippen voor veel ervaren technici bekend zijn, blijkt in de praktijk dat er regelmatig verwarring ontstaat over de invloed van de uiterste vezelafstand z. Een veelgehoorde gedachte is dat een grotere z automatisch leidt tot een sterker profiel. Dat lijkt logisch, omdat spanningen verder van de neutrale as inderdaad groter worden.

Echter, deze redenering houdt geen rekening met het traagheidsmoment I, dat in werkelijkheid veel sterker toeneemt bij een hogere doorsnede. Wanneer z stijgt, stijgt I namelijk meestal nog veel sterker, waardoor het weerstandsmoment W toeneemt. Dit betekent dat de resulterende spanningen juist lager worden, ondanks de grotere vezelafstand.

Het is dus belangrijk om bij de beoordeling van buigsterkte altijd naar de verhouding tussen I en z te kijken, en niet alleen naar z op zichzelf. Dit inzicht voorkomt misverstanden en leidt tot efficiëntere en sterkere ontwerpen.

Conclusie

Hoewel een grotere uiterste vezelafstand z op zichzelf leidt tot hogere buigspanningen, is het in de praktijk juist gunstig om een profiel met grotere hoogte te kiezen. Een grotere hoogte zorgt namelijk voor een veel groter traagheidsmoment I, wat het weerstandsmoment W vergroot en daarmee de buigspanning verlaagt. Daarom zijn hoge, slanke profielen zoals I-profielen zo efficiënt voor het opvangen van buigmomenten.